Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·wens·te

Werkwoord

vervoeging van
verwensen

verwenste

  1. enkelvoud verleden tijd van verwensen
    • Ik verwenste. 
    • Jij verwenste. 
    • Hij, zij, het verwenste. 
  1. verbogen vorm van verwenst, voltooid deelwoord van verwensen

Gangbaarheid