• ver·wed·de
vervoeging van
verwedden

verwedde

  1. enkelvoud verleden tijd van verwedden
    • Ik verwedde. 
    • Jij verwedde. 
    • Hij, zij, het verwedde. 
  1. verbogen vorm van verwed, voltooid deelwoord van verwedden
vervoeging van
verwedden

verwedde

  1. aanvoegende wijs van verwedden