• ver·vrou·we·lijk·te
vervoeging van
vervrouwelijken

vervrouwelijkte

  1. enkelvoud verleden tijd van vervrouwelijken
    • Ik vervrouwelijkte. 
    • Jij vervrouwelijkte. 
    • Hij, zij, het vervrouwelijkte. 
  1. verbogen vorm van vervrouwelijkt, voltooid deelwoord van vervrouwelijken