Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·vormt

Werkwoord

vervoeging van
vervormen

vervormt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vervormen
    • Jij vervormt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vervormen
    • Hij vervormt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van vervormen
    • Vervormt!