vertrok
- ver·trok
vervoeging van |
---|
vertrekken |
vertrok
- enkelvoud verleden tijd van vertrekken
- Ik vertrok.
- Jij vertrok.
- Hij, zij, het vertrok.
- Ik vertrok.
- ▸ Snel pakte ik mijn rugzak in en vertrok met een dikke laag kleren aan.[1]
- Het woord vertrok staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "vertrok" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be