vertroebelde
- ver·troe·bel·de
vervoeging van |
---|
vertroebelen |
vertroebelde
- enkelvoud verleden tijd van vertroebelen
- Ik vertroebelde.
- Jij vertroebelde.
- Hij, zij, het vertroebelde.
- Ik vertroebelde.
- verbogen vorm van vertroebeld, voltooid deelwoord van vertroebelen
- Het woord vertroebelde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.