• ver·taalt
vervoeging van
vertalen

vertaalt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vertalen
    • Jij vertaalt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vertalen
    • Hij vertaalt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van vertalen
    • Vertaalt!