• ver·suf·te

versufte

  1. verbogen vorm van de stellende trap van versuft
    • Het versufte meisje zou niet passen bij de Duitse familie waar ze mee verbleef. 
vervoeging van
versuffen

versufte

  1. enkelvoud verleden tijd van versuffen
    • Ik versufte. 
    • Jij versufte. 
    • Hij, zij, het versufte. 
  2. verbogen vorm van versuft, voltooid deelwoord van versuffen