• ver·strooi·de
vervoeging van
verstrooien

verstrooide

  1. enkelvoud verleden tijd van verstrooien
    • Ik verstrooide. 
    • Jij verstrooide. 
    • Hij, zij, het verstrooide. 
  2. verbogen vorm van verstrooid, voltooid deelwoord van verstrooien

verstrooide

  1. verbogen vorm van de stellende trap van verstrooid