Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·spreek

Werkwoord

vervoeging van
verspreken

verspreek

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verspreken
    • Ik verspreek. 
  2. gebiedende wijs van verspreken
    • Verspreek! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verspreken
    • Verspreek je?