Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·smol·ten
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
versmelten

versmolten

  1. meervoud verleden tijd van versmelten
    • Wij versmolten. 
    • Jullie versmolten. 
    • Zij versmolten. 
  2. voltooid deelwoord van versmelten