• ver·schrik
vervoeging van
verschrikken

verschrik

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verschrikken
    • Ik verschrik. 
  2. gebiedende wijs van verschrikken
    • Verschrik! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verschrikken
    • Verschrik je?