Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·schim·melt

Werkwoord

vervoeging van
verschimmelen

verschimmelt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verschimmelen
    • Jij verschimmelt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verschimmelen
    • Hij verschimmelt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van verschimmelen
    • Verschimmelt! 


Duits

Bijvoeglijk naamwoord

verschimmelt

  1. beschimmeld