verschimmelt
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ver·schim·melt
Werkwoord
vervoeging van |
---|
verschimmelen |
verschimmelt
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verschimmelen
- Jij verschimmelt.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verschimmelen
- Hij verschimmelt.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van verschimmelen
- Verschimmelt!
Duits
Bijvoeglijk naamwoord
verschimmelt