Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·schalk

Werkwoord

vervoeging van
verschalken

verschalk

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verschalken
    • Ik verschalk. 
  2. gebiedende wijs van verschalken
    • Verschalk! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verschalken
    • Verschalk je? 

Gangbaarheid