Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·schaalt

Werkwoord

vervoeging van
verschalen

verschaalt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verschalen
    • Jij verschaalt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verschalen
    • Hij verschaalt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van verschalen
    • Verschaalt! 

Gangbaarheid