• ver·re·ken
vervoeging van
verrekenen

verreken

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verrekenen
    • Ik verreken. 
  2. gebiedende wijs van verrekenen
    • Verreken! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verrekenen
    • Verreken je?