• ver·re·gent
vervoeging van
verregenen

verregent

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verregenen
    • Jij verregent. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verregenen
    • Hij verregent. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van verregenen
    • Verregent!