• ver·pot·te
vervoeging van
verpotten

verpotte

  1. enkelvoud verleden tijd van verpotten
    • Ik verpotte. 
    • Jij verpotte. 
    • Hij, zij, het verpotte. 
  2. aanvoegende wijs van verpotten
  3. verbogen vorm van verpot, voltooid deelwoord van verpotten