Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·pop·te

Werkwoord

vervoeging van
verpoppen

verpopte

  1. enkelvoud verleden tijd van verpoppen
    • Ik verpopte. 
    • Jij verpopte. 
    • Hij, zij, het verpopte. 
  1. verbogen vorm van verpopt, voltooid deelwoord van verpoppen

Gangbaarheid