• ver·pink·te
vervoeging van
verpinken

verpinkte

  1. enkelvoud verleden tijd van verpinken
    • Ik verpinkte. 
    • Jij verpinkte. 
    • Hij, zij, het verpinkte. 
  1. verbogen vorm van verpinkt, voltooid deelwoord van verpinken