• ver·or·don·neer·de
vervoeging van
verordonneren

verordonneerde

  1. enkelvoud verleden tijd van verordonneren
    • Ik verordonneerde. 
    • Jij verordonneerde. 
    • Hij, zij, het verordonneerde. 
  2. verbogen vorm van verordonneerd, voltooid deelwoord van verordonneren