• ver·or·don·neer
vervoeging van
verordonneren

verordonneer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verordonneren
    • Ik verordonneer. 
  2. gebiedende wijs van verordonneren
    • Verordonneer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verordonneren
    • Verordonneer je?