Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·oor·zaak·ten

Werkwoord

vervoeging van
veroorzaken

veroorzaakten

  1. meervoud verleden tijd van veroorzaken
    • Wij veroorzaakten. 
    • Jullie veroorzaakten. 
    • Zij veroorzaakten.