• ver·oor·deel·de
vervoeging van
veroordelen

veroordeelde

  1. enkelvoud verleden tijd van veroordelen
    • Ik veroordeelde. 
    • Jij veroordeelde. 
    • Hij, zij, het veroordeelde. 
  2. verbogen vorm van veroordeeld, voltooid deelwoord van veroordelen