vernagelde
- Geluid: vernagelde (hulp, bestand)
- ver·na·gel·de
vervoeging van |
---|
vernagelen |
vernagelde
- enkelvoud verleden tijd van vernagelen
- Ik vernagelde.
- Jij vernagelde.
- Hij, zij, het vernagelde.
- Ik vernagelde.
- verbogen vorm van vernageld, voltooid deelwoord van vernagelen
- Het woord vernagelde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.