verleed
- ver·leed
vervoeging van |
---|
verlijden |
verleed
- enkelvoud verleden tijd van verlijden
- Ik verleed.
- Jij verleed.
- Hij, zij, het verleed.
- Ik verleed.
- Het woord verleed staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "verleed" herkend door:
37 % | van de Nederlanders; |
57 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be