• ver·leed
vervoeging van
verlijden

verleed

  1. enkelvoud verleden tijd van verlijden
    • Ik verleed. 
    • Jij verleed. 
    • Hij, zij, het verleed. 
37 % van de Nederlanders;
57 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be