verkondig
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ver·kon·dig
Werkwoord
vervoeging van |
---|
verkondigen |
verkondig
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verkondigen
- Ik verkondig.
- gebiedende wijs van verkondigen
- Verkondig!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verkondigen
- Verkondig je?