• ver·kleum·de

verkleumde

  1. verbogen vorm van de stellende trap van verkleumd
vervoeging van
verkleumen

verkleumde

  1. enkelvoud verleden tijd van verkleumen
    • Ik verkleumde. 
    • Jij verkleumde. 
    • Hij, zij, het verkleumde. 
  2. verbogen vorm van verkleumd, voltooid deelwoord van verkleumen