Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·kleum·de

Bijvoeglijk naamwoord

verkleumde

  1. verbogen vorm van de stellende trap van verkleumd

Werkwoord

vervoeging van
verkleumen

verkleumde

  1. enkelvoud verleden tijd van verkleumen
    • Ik verkleumde. 
    • Jij verkleumde. 
    • Hij, zij, het verkleumde. 
  2. verbogen vorm van verkleumd, voltooid deelwoord van verkleumen