Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·kleeft

Werkwoord

vervoeging van
verkleven

verkleeft

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verkleven
    • Jij verkleeft. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verkleven
    • Hij verkleeft. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van verkleven
    • Verkleeft! 

Gangbaarheid