• ver·kleef·de

verkleefde

  1. verbogen vorm van de stellende trap van verkleefd
vervoeging van
verkleven

verkleefde

  1. enkelvoud verleden tijd van verkleven
    • Ik verkleefde. 
    • Jij verkleefde. 
    • Hij, zij, het verkleefde. 
  2. verbogen vorm van verkleefd, voltooid deelwoord van verkleven