verkeek
- ver·keek
vervoeging van |
---|
verkijken |
verkeek
- enkelvoud verleden tijd van verkijken
- Ik verkeek.
- Jij verkeek.
- Hij, zij, het verkeek.
- Ik verkeek.
- Het woord verkeek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
vervoeging van |
---|
verkijken |
verkeek