• ver·haf·tet
  • Duitse werkwoordsvorm met het voorvoegsel ver-

habe verhaftet

  1. eerste persoon enkelvoud voltooid (verleden) deelwoord aantonende wijs bedrijvende vorm van verhaften

habe verhaftet

  1. eerste persoon enkelvoud voltooid (verleden) deelwoord aanvoegende wijs bedrijvende vorm van verhaften

verhaftet habe

  1. bijzinvorm eerste persoon enkelvoud voltooid (verleden) deelwoord aantonende wijs bedrijvende vorm van verhaften

verhaftet habe

  1. bijzinvorm eerste persoon enkelvoud voltooid (verleden) deelwoord aanvoegende wijs bedrijvende vorm van verhaften

wurde verhaftet

  1. eerste persoon enkelvoud voltooid (verleden) deelwoord aantonende wijs lijdende vorm van verhaften

wurde verhaftet

  1. derde persoon enkelvoud voltooid (verleden) deelwoord aantonende wijs lijdende vorm van verhaften

wurde verhaftet

  1. eerste persoon enkelvoud verleden tijd aantonende wijs lijdende vorm van verhaften

wurde verhaftet

  1. derde persoon enkelvoud verleden tijd aantonende wijs lijdende vorm van verhaften
    «Ein Spion wurde in Värmland verhaftet
    Een spion werd gearresteerd in Värmland.

verhaftet wurde

  1. bijzinvorm eerste persoon enkelvoud verleden tijd aantonende wijs lijdende vorm van verhaften

verhaftet wurde

  1. bijzinvorm derde persoon enkelvoud verleden tijd aantonende wijs lijdende vorm van verhaften