vergroen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ver·groen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
vergroenen |
vergroen
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vergroenen
- Ik vergroen.
- gebiedende wijs van vergroenen
- Vergroen!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vergroenen
- Vergroen je?
Gangbaarheid
- Het woord vergroen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.