Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·ge·zel·de

Werkwoord

vervoeging van
vergezellen

vergezelde

  1. enkelvoud verleden tijd van vergezellen
    • Ik vergezelde. 
    • Jij vergezelde. 
    • Hij, zij, het vergezelde. 
  2. verbogen vorm van vergezeld, voltooid deelwoord van vergezellen