• ver·gaans

vergaans

  1. genitief van vergaan
    • ... en dat Hij, slapende, door wateren en winden aanloopen, tot vergaans toe bestoken laat, ...[1] 

vergaans

  1. partitief van de stellende trap van vergaan
  1. Isaäc da Costa blz 39
    Voorlezingen over de verscheidenheid en de overeenstemming der vier evangelien: of proeve van de middelen, welke de Bijbel ook den niet wetenschappelijken onderzoeker aanbiedt tegen de aanvallen van het ongeloof
    Isaäc da Costa
    S. e̊n J. Luchtmans, 1840