• ver·fron·sel·de
vervoeging van
verfronselen

verfronselde

  1. enkelvoud verleden tijd van verfronselen
    • Ik verfronselde. 
    • Jij verfronselde. 
    • Hij, zij, het verfronselde. 
  1. verbogen vorm van verfronseld, voltooid deelwoord van verfronselen