• ver·fom·faai·de

verfomfaaide

  1. verbogen vorm van de stellende trap van verfomfaaid
vervoeging van
verfomfaaien

verfomfaaide

  1. enkelvoud verleden tijd van verfomfaaien
    • Ik verfomfaaide. 
    • Jij verfomfaaide. 
    • Hij, zij, het verfomfaaide. 
  2. verbogen vorm van verfomfaaid, voltooid deelwoord van verfomfaaien