Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·een·de

Bijvoeglijk naamwoord

vereende

  1. verbogen vorm van de stellende trap van vereend

Werkwoord

vervoeging van
verenen

vereende

  1. enkelvoud verleden tijd van verenen
    • Ik vereende. 
    • Jij vereende. 
    • Hij, zij, het vereende. 
  2. verbogen vorm van vereend, voltooid deelwoord van verenen

Gangbaarheid