Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·dui·de·lijk·te

Werkwoord

vervoeging van
verduidelijken

verduidelijkte

  1. enkelvoud verleden tijd van verduidelijken
    • Ik verduidelijkte. 
    • Jij verduidelijkte. 
    • Hij, zij, het verduidelijkte. 
  2. verbogen vorm van verduidelijkt, voltooid deelwoord van verduidelijken