• ver·droom
vervoeging van
verdromen

verdroom

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verdromen
    • Ik verdroom. 
  2. gebiedende wijs van verdromen
    • Verdroom! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verdromen
    • Verdroom je?