• ver·drie·vou·digt
vervoeging van
verdrievoudigen

verdrievoudigt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verdrievoudigen
    • Jij verdrievoudigt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verdrievoudigen
    • Hij verdrievoudigt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van verdrievoudigen
    • Verdrievoudigt!