• ver·draag
vervoeging van
verdragen

verdraag

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verdragen
    • Ik verdraag. 
  2. gebiedende wijs van verdragen
    • Verdraag! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verdragen
    • Verdraag je?