verdaag
- ver·daag
vervoeging van |
---|
verdagen |
verdaag
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verdagen
- Ik verdaag.
- gebiedende wijs van verdagen
- Verdaag!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verdagen
- Verdaag je?
- Het woord verdaag staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.