• ver·bindt
vervoeging van
verbinden

verbindt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verbinden
    • Jij verbindt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verbinden
    • Hij verbindt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van verbinden
    • Verbindt!