Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·an·dert

Werkwoord

vervoeging van
veranderen

verandert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van veranderen
    • Jij verandert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van veranderen
    • Hij verandert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van veranderen
    • Verandert!