• ver·adem
vervoeging van
verademen

veradem

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verademen
    • Ik veradem. 
  2. gebiedende wijs van verademen
    • Veradem! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van verademen
    • Veradem je?