• ver·aan·ge·naam·de
vervoeging van
veraangenamen

veraangenaamde

  1. enkelvoud verleden tijd van veraangenamen
    • Ik veraangenaamde. 
    • Jij veraangenaamde. 
    • Hij, zij, het veraangenaamde. 
  2. verbogen vorm van veraangenaamd, voltooid deelwoord van veraangenamen