veinsde
- veins·de
vervoeging van |
---|
veinzen |
veinsde
- enkelvoud verleden tijd van veinzen
- Ik veinsde.
- Jij veinsde.
- Hij, zij, het veinsde.
- Ik veinsde.
- Het woord veinsde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
vervoeging van |
---|
veinzen |
veinsde