veestte
- veest·te
vervoeging van |
---|
veesten |
veestte
- enkelvoud verleden tijd van veesten
- Ik veestte.
- Jij veestte.
- Hij, zij, het veestte.
- Ik veestte.
- Het woord veestte staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
vervoeging van |
---|
veesten |
veestte