• vast·schroeft
vervoeging van
vastschroeven

vastschroeft

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vastschroeven
    • ... dat jij vastschroeft. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vastschroeven
    • ... dat hij vastschroeft.